In de raadsvergadering van 13 juli 1829 deelde de burgemeester van Olst mee dat het begraven bij en in de kerk niet meer was toegestaan. Aanleiding hiervoor was een decreet uit 1804 (in 1813 buiten werking gesteld en in 1827 bij Koninklijk Besluit weer in werking gesteld), dat bepaalde dat er algemene begraafplaatsen aangelegd moesten worden op tenminste 35 meter afstand van de bebouwde kom in 'steden en vlekken’ met meer dan 1.000 inwoners. Tegelijkertijd werd het begraven in kerken geheel verboden. Begraven in kerken werd als ongezond beschouwd, gezien de 'uitwasemingen van dampen en geuren'. Er werd daarop door de gemeente een commissie gevormd die onderzocht welke locatie geschikt was voor een begraafplaats. Eind 1829 werd een geschikt stuk grond gevonden, welke eigendom was van G.J. van Enck. Het stuk grond was gelegen tussen de dijk en het huis van timmerman Jan Wissink. Het lag op een behoorlijke afstand (meer dan 136 Nederlandse ellen/ruim 90 meter) van de huizen. De gemeenteraad besloot daarop tot aankoop van het stuk grond. Na toestemming van Gedeputeerde Staten van Overijssel werd besloten tot de aanleg van een nieuw 'kerkhof' en een nieuwe weg. (thans hoek Hendrik Droststraat - Molenpad).
Op 19 januari 1832 werd afgekondigd dat met ingang van 1 februari 1832 de begraafplaats in gebruik zou worden genomen. De tarieven van de begrafenisrechten werden eveneens door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Het was destijds voorschrift dat gemeenten goedkeuring moesten vragen bij GS voor verordeningen die begrafenisrechten regelden. Tot doodgraver werd benoemd Berend Derks en de administratie werd gedaan door Harm te Wechel (onderwijzer, ontvanger van de kerk en de begraafplaats). Zolang het huisje bij de begraafplaats niet klaar was, werd het materiaal in een schuur van Van Enck opgeslagen. Op 15 juli 1837 werd het besluit genomen tot aanbesteding van het huisje. Het huisje werd gebouwd van afbraakmaterialen van de oude school, die verbonden was met de Willibrordkerk. In de loop der jaren heeft het huisje diverse functies gehad. In 1873 besloot de gemeente een gedeelte van het huisje in te richten als zieken- en lijkenhuis. Naderhand heeft het huisje na uitbreidingen onder andere nog gefungeerd als kantoor van gemeentewerken. Het huis is thans eigendom van de familie Bökkers. Op 11 augustus 1924 nam de gemeente een nieuwe algemene begraafplaats op Den Nul in gebruik. De gemeenteraad besloot daarnaast dat op de oude begraafplaats, in die grafruimten waarvoor het recht betaald was, nog begraven zou mogen worden. Vandaar dat er tot op heden nog begrafenissen of bijzettingen van urnen plaatsvinden.
Comments